vrijdag 8 februari 2008

Motivering van een gunningsbeslissing bij een openbare aanbesteding

Bij een openbare aanbestedingsprocedure volstaat het in principe in de gunningsbeslissing te verwijzen naar de laagste inschrijvingsprijs, aangezien dit gegeven de aanbestedende overheid bindt.

Een overheid kan op basis van artikel 21bis, § 3, van de wet van 24 december 1993 in sommige gevallen verwijzen naar “de bescherming van het vertrouwelijk karakter van commerciële en industriële informatie” om de eigenlijke prijzen en berekeningen van de andere inschrijvers niet mee te delen.

R.v.St., NV Vanbreda Risk & Benefits, nr. 178.640, 17 januari 2008

dinsdag 5 februari 2008

Laattijdige indiening offertes

De stad Geel schrijft een opdracht uit voor weg- en rioleringswerken. Op de dag van de opening van de offertes dienen negen inschrijvers voor het aangegeven uur een offerte in. Acht offertes belanden tijdig bij de voorzitter; een negende offerte wordt afgegeven op een gemeentelijke dienst en geraakt, door omstandigheden, niet tijdig bij de opening van de offertes.

De verwerende partij informeert zich bij de diensten van de Eerste Minister die haar met een mail van 3 september 2007 wijzen op het gebrek aan uniforme rechtspraak betreffende het probleem.

Daarom besluit de stad om een nieuwe openingszitting te beleggen. Uiteindelijk blijkt dat de negende inschrijver de meest voordelige offerte had. De inschrijver die eerst was weerhouden gaat tegen deze gunningsbeslissing in beroep bij de Raad van State.

In zijn arrest beslist de Raad van State:

"Te dezen lijkt het vast te staan dat de offerte vóór 10 uur afgegeven werd aan een aangestelde van de verwerende partij. Er lijkt dus gehandeld volgens het voormelde artikel 104 van het bestek dat bepaalt dat de offerte aan de Stad Geel wordt overhandigd, ten aanzien van de burgemeester of diens afgevaardigde. Het is door een samenloop van misverstanden onder de aangestelden dat deze offerte zich om 10 uur nog niet bij de voorzitter bevond.

De regel van artikel 104 [van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken], dat een offerte die “te laat” toekomt bij de voorzitter slechts in beperkte gevallen in aanmerking wordt genomen lijkt een normdoel te dienen: manipulatie van een laattijdig toegekomen offerte te verhinderen en de gelijkheid der inschrijvers te vrijwaren. De rechtspraak heeft reeds aanvaard dat, indien door omstandigheden een offerte te laat aan de voorzitter wordt overhandigd, zulks niet noodzakelijk tot onregelmatigheid ervan moet leiden ingeval de gelijkheid tussen de inschrijvers niet is bedreigd (arresten Raad van State van 23 september 1998, nr. 75.885 en Hof van Cassatie van 30 april 1999, nr.
F950407N).

Ongeacht de vraag of een offerte die tijdig aan de diensten van een aanbestedende overheid is overhandigd, wel als laattijdig mag worden aangemerkt, lijkt er te dezen op geen enkel ogenblik een mogelijkheid geweest te zijn tot manipulatie van de betrokken offerte zodat evenmin van enige ongelijke behandeling van inschrijvers sprake lijkt te zijn. Aldus lijkt het klaarblijkelijke normdoel van het aangehaalde artikel 104 bereikt en lijkt geen sprake van schending van de andere in het middel geschonden geachte rechtsbepalingen en beginselen."