dinsdag 18 december 2007

Een administratieve overheid, een overheidsopdracht en de Raad van State

In zijn arrest van 20 november 2007 heeft de Raad van State zich nogmaals kunnen uitspreken over zijn rechtsmacht ten aanzien van publieke instellingen die geen administratieve overheid zijn in de zin van artikel 14, § 1, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State (R.v.St., NV Bouwcentrale Modern, nr. 176.890, 20 november 2007, update 2 januari 2008: zie tevens R.v.St., NV Bouwcentrale Modern, nr. 177.754, 11 december 2007).

In dit geval ging het om een openbare aanbesteding voor het bouwen van 24 huurwoningen en 10 koopwoningen met bijhorende carports, garages en fietsenbergingen in opdracht van de CV Tuinwijk Lokeren en de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen.

De Raad greep terug naar de arresten van het Hof van Cassatie van 14 februari 1997 en 10 juni 2005. In dit laatste arrest oordeelde het Hof "dat een vennootschap die, ook al is zij opgericht door een administratieve overheid en ook al is zij onderworpen aan de controle van de overheid, geen beslissingen kan nemen die derden kunnen binden, niet de aard heeft van een administratieve overheid en het hiervoor niet terzake doet dat haar een taak van algemeen belang wordt toevertrouwd".

Daarom stelt de Raad:

"Uit de subsidiaire rechtsmacht van de Raad van State - als administratief rechtscollege -en uit de voormelde rechtspraak van het Hof van Cassatie mag het vermoeden worden afgeleid dat de Raad van State niet over rechtsmacht beschikt indien de verwerende partij een private rechtspersoon is aangezien deze in principe niet over de bevoegdheid beschikt om eenzijdig bindende beslissingen te nemen. Dit is dan enkel anders indien het tegenbewijs wordt geleverd en aangetoond wordt dat dergelijke beslissingsmacht wel tot de bevoegdheid van die rechtspersoon behoort en kan worden betrokken op de bestreden beslissing. Te dezen doet geen van de partijen enige poging om zulks aan te tonen en blijkt het aldus niet dat de verwerende partij, een sociale huisvestingsmaatschappij met een taak van algemeen belang maar een private rechtspersoon, bevoegdheid heeft om beslissingen te nemen die derden binden. De exceptie wordt dus aanvaard. De eerste verwerende partij heeft bij het nemen van de bestreden beslissing niet gehandeld als administratieve overheid zoals bedoeld in artikel 14, § 1, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. Het komt dienvolgens de Raad niet toe van het beroep tot nietigverklaring kennis te nemen."

Geen opmerkingen: