vrijdag 30 maart 2007

Arresten Raad van State

Het ministerie van binnenlandse zaken schrijft in 2006 een opdracht uit voor de levering van handboeien met scharnieren voor de lokale en federale politiekorpsen. Op deze opdracht schrijven acht kandidaten in. Binnenlandse zaken verklaart vier inschrijvingen onregelmatig.

Twee van deze vier gaan tegen deze beslissing in beroep bij de Raad van State. BVBA Uniform Division doet dat voor de Nederlandstalige kamer, de SA Applied Law Enforcement Expertise voor de Franstalige kamer. In beide gevallen was de offerte volgens de overheid onregelmatig omdat ze alletwee naast hun basisofferte nog een vrije variante indienden die "op geen enkele technische vereiste van het bestek afwijkt". Volgens het ministerie hadden de twee dus elk twee verschillende basisoffertes ingediend, hetgeen volgens het bestek verboden was.

Met één dag tussen velt de Raad van State over deze zaak twee verschillende arresten.

Voor de (Nederlandstalige) XIIde Kamer wierp BVBA Uniform Division o.a. op dat het feit dat een vrije variante (of een tweede offerte) onregelmatig zou zijn, nog niet leidt tot de onregelmatigheid van de basisofferte. De overheid kon dus niet de gehele inschrijving als onregelmatig kwalificeren.

De Raad lijkt niet echt op dit middel te antwoorden. Verwijzende naar artikel 103 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 (dat bepaalt dat ongeacht eventuele varianten iedere inschrijver slechts één offerte mag indienen per opdracht) stelde hij eenvoudigweg dat twee basisoffertes indienen niet is toegelaten.

Ook SA Applied Law Enforcement Expertise hekelde het feit dat de vrije variante die zij had voorgesteld werd gelijkgeschakeld met een tweede offerte. Zij stelde eveneens dat de onregelmatigheid van de vrije variante nog niet de onregelmatigheid van de volledige inschrijving met zich meebrengt.

De Franstalige VIde Kamer antwoordde wel op de stelling van de verzoekende partij en volgde die ook. Hij besliste:

Considérant qu’en l’espèce, il n’y a pas lieu de considérer que la demanderesse a déposé deux offres de base; que, néanmoins, elle a, clairement et sans ambiguïté, présenté une offre de base et une variante libre qu’elle a explicitée et justifiée; que la partie adverse a commis une erreur en qualifiant la variante libre litigieuse de seconde offre de base eu égard au contenu de la soumission; que, par ailleurs, ni l’article 103 de l’arrêté royal du 8 janvier 1996 ni l’article 1.6.2. du cahier spécial des charges ne prévoient que l’irrégularité de la variante libre entraîne l’irrégularité de l’offre de base;

Geen opmerkingen: