woensdag 24 oktober 2007

De invloed van een milieuvergunning op een overheidsopdracht

Het decreet van 19 mei 2006 houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu en energie wijzigt onder andere artikel 5 van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning. Deze (door het bedrijfsleven fel gecontesteerde) wijziging houdt in dat een stedenbouwkundige vergunning slechts uitvoerbaar is nadat een ‘definitieve’ milieuvergunning is verkregen. En een milieuvergunning is pas ‘definitief’ indien (i) er geen administratief beroep meer mogelijk is bij een vergunningverlenende overheid en (ii) indien de termijn voor de indiening van een beroepsprocedure met vordering tot schorsing en/of vernietiging bij de Raad van State is verstreken, of, indien een verzoek tot schorsing is ingediend, vanaf de uitspraak van de Raad van State tot afwijzing van de vordering.

Hoewel de Vlaamse meerderheid deze wijziging opnieuw wil veranderen in de zin dat een vergunning definitief is zodra de administratieve overheid in laatste aanleg heeft beslist, hebben dezelfde volksvertegenwoordigers een resolutie ingediend die deze nieuwe wijziging niet toepast op overheidsopdrachten uitgeschreven door het Vlaams Gewest.

Deze overheidsopdrachten zouden niet uitgevoerd mogen worden zolang er nog een schorsingsprocedure loopt en het risico op een schorsing van de vergunning reëel is.
"voor die werken die grote juridische, sociale of ecologische risico’s met zich mee kunnen brengen en die onomkeerbare situaties kunnen doen ontstaan met grote budgettaire gevolgen, pas de gunning of het bevel tot aanvang te verlenen als er redelijkerwijze duidelijkheid bestaat over het uitblijven van schorsingsverzoeken bij de Raad van State of – indien zulke verzoeken zijn ingediend of worden verwacht – over het afwijzen daarvan"

Geen opmerkingen: