dinsdag 3 april 2007

BAM en de Oosterweelverbinding

De Standaard maakt in haar uitgave van 2 en 3 april 2007 brandhout van de keuze van de BAM (Beheerswerken Antwerpen Mobiel) om voor de ontwikkeling van het "Masterplan Antwerpen" en de bouw van de Oosterweelverbinding in Antwerpen enkel gesprekken aan te knopen met de TV Noriant.

In het hoofdartikel van de rubriek Economie schrijft de krant op 2 april:

Door een door de BAM overgenomen advies van de Kwaliteitskamer – een club van voornamelijk Belgisch architecten voorgezeten door de Antwerpse gouverneur – werd de concurrentie vroegtijdig geëlimineerd en één partij (het bouwconsortium Noriant) tot favoriet uitgeroepen nog voor het zijn beste prijs op tafel moest leggen.


Over dit advies van de Kwaliteitskamer en het feit dat zij hierdoor niet weerhouden was, had ook de TV Loro aangekaart voor de Raad van State. De TV Loro was immers niet weerhouden voor de finale onderhandelingsronde omwille van het feit dat zij niet het "Ambitieniveau Ruimtelijke Kwaliteit" zou behalen.



De Raad van State oordeelde over het advies van de Kwaliteitskamer in zijn arrest van 21 december 2006 (R.v.St., NV Ondernemingen Jan De Nul, nr. 166.264):



dat het aldus juist van consistent optreden en dus zorgvuldig bestuur lijkt te getuigen dat verwerende partij telkens ze keuzes of beoordelingen inzake architectuur dient te maken, een beroep doet op deze kwaliteitskamer, ook in de eerste fase; dat het feit dat de "bevoegdheden" van de kwaliteitskamer pas werden goedgekeurd nadat de offertes waren ingediend geen ernstig juridisch bezwaar lijkt; dat het huishoudelijk reglement immers een intern document is dat geen formele bevoegdheidsverklaring lijkt te moeten inhouden om verwerende partij toe te laten de kwaliteitskamer om advies te vragen;


en verder



dat het voorts niet aan een rechter is zoals de Raad van State om een eigen inschatting van ruimtelijke kwaliteit te geven en zodoende de inhoudelijke appreciatie van de kwaliteitskamer over te doen, waarin gegevens ter sprake worden gebracht als “valoriseren en structureren van de contextuele infrastructuur”, “gepaste beeldwaarde”, “leesbaar wegbeeld”, “constructieve zuiverheid”; dat overigens verzoekende partijen niet lijken te zeggen dat de beoordeling zelf dermate de grenzen van de redelijkheid overstijgt dat ze aldus binnen bereik van de rechtmatigheidstoetsing door de Raad van State zou komen; dat verzoekende partijen daarentegen het verslag van de kwaliteitskamer met andere kritiek bedenken;